×

DUURZAAMHEID DIERVOEDERS

HOE ZIT DAT

Wat is duurzaamheid?
Iedereen heeft het tegenwoordig over duurzaamheid, maar wat is dat eigenlijk? De term duurzaamheid wordt gebruikt voor alle acties die erop gericht zijn de negatieve gevolgen van het handelen van de mens op zijn omgeving te minimaliseren. De Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij zegt het zo: “De Nederlandse veehouderij is integraal duurzaam als zij dierlijke producten en allerlei andere economisch of maatschappelijk gewenste waarden produceert, op een manier die maatschappelijk én economisch langdurig vol te houden is, niet ten koste gaat van mensen en dieren, en de draagkracht van de aarde niet overstijgt. Dat is het uitgangspunt voor het bepalen van ambities op deelterreinen”.
Duurzaamheid gaat dus over geld (economie), het milieu (ecologie, biodiversiteit, klimaatverandering), het dier (welzijn, diergezondheid) en de mens (arbeidsomstandigheden, volksgezondheid).

Draagt de diervoedersector bij aan duurzaamheid?
Ja! De Nederlandse diervoedersector is van oudsher duurzaam, omdat diervoeders in ons land voor een groot deel geproduceerd worden met reststromen uit de humane levensmiddelenindustrie. Dit geldt vooral voor melkvee en dragende zeugen. Deze reststromen zijn niet geschikt of niet aantrekkelijk voor humane consumptie en ze krijgen dus een nuttige toepassing door ze te verwerken tot diervoer, waarna de landbouwhuisdieren er hoogwaardige levensmiddelen (melk, vlees, eieren) van maken, recycling in optima forma! De ouderwetse ‘veekoeken’ zijn diervoedermiddelen die overblijven na het persen van olie uit lijnzaad. Sojaschroot is het eiwitrijke restproduct dat ontstaat bij het winnen van sojaolie uit sojabonen. Soja en sojaproducten (tahoe, tempeh) zijn natuurlijk ook geschikt als voedingsmiddel voor mensen en rondom soja spelen meer duurzaamheidsissues (import, effect van sojateelt op regenwoud). De Nederlandse diervoederindustrie spant zich daarom in om de sojaketen te verduurzamen en de afhankelijkheid van onze veehouderij van soja-import te verminderen door de teelt van eiwitrijke grondstoffen in Europa te stimuleren.
Pluimveevoeders bevatten een hoog aandeel granen, die ook geschikt zijn voor humane consumptie, maar leghennen en vleeskuikens zetten deze granen zeer efficiënt om in hoogwaardige levensmiddelen: eieren en vlees.
Voor melkvee is natuurlijk gras nodig en vaak wordt gezegd dat dat grasland beter ingezet zou kunnen worden als akkerbouwland voor de teelt van gewassen voor menselijke consumptie. Een deel van het Nederlandse melkvee graast in veenweidegebieden die niet geschikt zijn voor akkerbouw. Daar geldt dus dat de melkveehouderij een efficiënte, duurzame wijze van grondgebruik is.

Nederlandse diervoeders
In totaal wordt in Nederland jaarlijks ruim 27 miljoen ton diervoer geproduceerd en afgezet. Meer dan de helft daarvan bestaat uit lokaal geproduceerde ruwvoeders en vochtrijke diervoeders.
In 2015 zijn in Nederland bijna 5,6 miljoen ton vochtrijke veevoeders geleverd, dit komt overeen met bijna 1,3 miljoen ton mengvoeders. De belangrijkste vochtrijke diervoeders zijn aardappelproducten, tarwegistconcentraat, perspulp, tarwezetmeel, bierbostel en wei. Samen nemen deze producten 90% van de afzet van vochtrijke diervoeders voor hun rekening. Omdat de producten niet gedroogd worden, wordt bespaard op energie, waardoor bedrijven gemakkelijker hun CO2-doelstellingen halen. De hoeveelheid vochtrijke voedermiddelen in het dagelijkse rantsoen van Nederlandse varkens was in 2015 3,1 miljoen ton. In de rundveehouderij werd in 2015 2,5 miljoen ton vochtrijke diervoeders afgezet. De vochtrijke diervoeders worden geproduceerd in Nederland, of binnen een beperkte afstand van de landsgrenzen.

Hoe zit het met de mest?
Een belangrijk duurzaamheidsissue in de veehouderij is de mestproductie: Dierlijke mest bevat onder meer stikstof, fosfaat, koper en zink en deze stoffen belasten het milieu.
De diervoedersector levert een bijdrage aan de vermindering van die milieubelasting. De samenstelling van diervoeders is zo goed mogelijk afgestemd op de behoeften van de dieren om de verliezen (via mest en urine) zo veel mogelijk te beperken. Zo bevatten vrijwel alle varkens- en pluimveevoeders het enzym fytase, wat ervoor zorgt dat fosfor uit het voer beter wordt benut door het dier en minder in de mest terecht komt. Om de eiwitefficiëntie te verhogen worden in het voer vrije aminozuren gebruikt, zodat het voer zo goed mogelijk voldoet aan de aminozurenbehoefte van het dier. Er wordt dan minder eiwit verspild en er komt dus minder stikstof in de mest terecht.
Koper en zink zijn essentiële spoorelementen voor landbouwhuisdieren. Om ervoor te zorgen dat er niet te veel van deze zware metalen in de mest terecht komen, zijn er grenzen gesteld aan de maximale gehalten van koper en zink in diervoeders. Ook wordt er steeds meer gebruik gemaakt van beter beschikbare koper- en zinkbronnen, zodat het dier zo veel mogelijk profijt heeft van de spoorelementen in het voer.
Feit blijft dat, ondanks vele maatregelen, de mestproductie in Nederland een belasting is voor het milieu, mede vanwege de geur- en ammoniakuitstoot. Mestverwerking en –vergisting kunnen helpen bij de oplossing van het mestprobleem, omdat de mest dan – als waardevol product - geëxporteerd kan worden of gebruikt wordt voor niet-fossiele energieopwekking.

Hoe werkt de diervoedersector aan verduurzaming?
In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij hebben de Stichting Natuur & Milieu en de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) samen gewerkt aan verduurzaming van diervoeders. Vervanging van Zuid-Amerikaanse soja door Europese eiwitgewassen in diervoeders kreeg in dat project veel aandacht. In Europa geteelde peulvruchten (soja), insecten en algen zijn mogelijke alternatieven voor soja uit Zuid-Amerika. Voor Nederland is als doel gesteld dat 50% van het eiwitrijke veevoer in 2020 uit de EU zelf afkomstig moet zijn. Op dit moment is 34 – 35 % van het eiwitrijke diervoer afkomstig uit de EU.
Op het gebied van duurzame soja in diervoeders zijn ook al belangrijke stappen gezet: Alle soja die Nevedi-leden in 2015 inkochten, voldeed aan duurzaamheidscriteria: Van het totaal van circa 1,7 miljoen ton in diervoeder verwerkte soja, beantwoordde 1,6 miljoen ton aan de Europese Fefac Soy Sourcing Guidelines. De resterende 114.000 ton betrof non-gmo (niet genetisch gemodificeerde) en biologische soja.
De diervoedersector heeft financieel en inhoudelijk bijgedragen aan de ontwikkeling van een computerprogramma (FeedPrint) waarmee nutritionisten eenvoudig de carbon footprint van hun diervoeders kunnen voorspellen. Het wordt daardoor eenvoudiger om duurzame keuzes te maken in de voerformulering. De voersamenstelling kan ook bijdragen aan het welzijn van het dier: Zo worden vezelrijke producten ingezet voor varkens en pluimvee, om hun darmgezondheid, gedrag en welzijn te verbeteren.

Kan het nog duurzamer?
Het kan natuurlijk altijd nóg beter!
Een interessante optie is bij voorbeeld bioraffinage: Dit betekent dat uit biomassa (bij voorbeeld gras) eerst de meest waardevolle componenten (bij voorbeeld eiwitten) worden geëxtraheerd voor toepassing in humane voedingsmiddelen of medicijnen. Het restproduct kan dan worden ingezet als diervoedermiddel. Ook kunnen verschillende reststromen nog efficiënter toegepast worden. Als ons vee alleen met reststromen gevoed wordt, dan kunnen we een derde van onze dagelijkse eiwitbehoefte (57 gram eiwit per persoon per dag) uit dierlijk eiwit halen. Om de wereld op een duurzame manier te voeden zou de gemiddelde consumptie van dierlijk eiwit moeten dalen van 32 naar 21 gram per persoon per dag (bron: proefschrift Hannah van Zanten, http://edepot.wur.nl/380267). Een volledig veganistische levenswijze van de gehele wereldbevolking is echter niet optimaal qua duurzaamheid, omdat de nevenstromen uit de levensmiddelenindustrie het best kunnen worden ingezet voor verwerking in veevoer. Optimaal gebruik van reststromen zorgt ervoor dat de veehouderij een waardevolle hoeveelheid hoogwaardig eiwit kan produceren, zonder dat veevoerproductie concurreert om land met de humane voedselproductie.
Diervoeders kunnen ook een bijdrage leveren aan de gezondheid en het welzijn van landbouwhuisdieren: Kennis over de samenhang tussen voeding, darmmicroben en immuunsysteem biedt aanknopingspunten om de diervoeding nog beter af te stemmen op niet alleen productiedoelen, maar ook gezondheid, veerkracht, robuustheid en welzijn van onze landbouwhuisdieren.

Wat zijn de uitdagingen voor verdere verduurzaming?
Soms zijn duurzaamheidscriteria tegenstrijdig: in biologische gewasteelt worden minder gewasbeschermingsmiddelen en minder kunstmest gebruikt, maar de productie per hectare kan daardoor lager zijn; er is dus meer landbouwgrond nodig voor dezelfde opbrengst en dat is ongunstig voor de ecologische voetafdruk van het gewas. Ook dierenwelzijn en milieu staan soms lijnrecht tegenover elkaar: de ‘plofkip’ groeit snel en heeft misschien een lagere welzijnsscore dan een biologische kip, maar de ‘plofkip’ groeit wel erg efficiënt en heeft dus minder voer (input) nodig per kilo geproduceerd kippenvlees (output).
Een andere uitdaging is de wet- en regelgeving, die eigenlijk altijd achterloopt bij innovatieve ontwikkelingen. Insecten kunnen bijvoorbeeld een goede eiwitbron voor verwerking in diervoeders zijn, maar dan moet dat wel wettelijk toegestaan zijn. Daarvoor moeten dan eisen gesteld worden aan de teelt van insecten (kwaliteit, hygiëne, veiligheid). Voor insecten en voor algen geldt bovendien dat de productieprocessen opgeschaald moeten worden, om een efficiënte, betrouwbare en betaalbare afzet naar de diervoederindustrie mogelijk te maken.



logo fnd

Deze factsheet is opgesteld in opdracht van de Federatie Nederlandse Diervoederketen (FND). De FND staat voor de productie van verantwoorde en veilige voedermiddelen en voeders voor landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren.
Wageningen University & Research en Schothorst Feed Research B.V. zijn verantwoordelijk voor de inhoud van deze factsheet.

 


schothorst

Schothorst Feed Research B.V. is een onafhankelijk onderzoeksinstituut dat wetenschappelijke, nutritionele kennis ontwikkelt en samen met haar klanten vertaalt naar nieuwe, innovatieve diervoederconcepten. Zo staat Schothorst Feed Research B.V. aan de basis van veel innovaties in de diervoeding.
Meer informatie: www.schothorst.nl.

 


wageningen university


De missie van Wageningen University & Research is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. De kracht van Wageningen University & Research ligt in de bundeling van gespecialiseerde onderzoeksinstituten en de universiteit in de samenwerking vanuit verschillende natuur-, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines. Daardoor kunnen wetenschappelijke doorbraken snel in de praktijk en in het onderwijs worden vertaald.
Meer informatie: www.wur.nl.